(in Vlaanderen) iemand die de huik naar de wind hangt; een windvaan; onbetrouwbaar persoon.
En de liberalen zelf? Ook die konden maar niet vergeten, dat Van Wambeke als liberaal begon en slingerden hem te pas en te onpas het scheldwoord ‘kazakdraaier’ naar het hoofd. (Louis Paul Boon, Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht, 1971)
Ik dacht dat gij geen pleiters hadt? Hier staan ze Ge moogt er fier op zijn: kazakkendraaiers! (Tom Lanoye, Ten oorlog, 1999)