Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 16-05-2017

gympik(kie)

betekenis & definitie

(jeugdtaal) leerling die zich uitslooft; iemand die steeds de beste wil zijn. Eigenlijk: gymnasiumleerling. Vermeld door Laps, Hofkamp & Westerman en Hoppenbrouwers. Tegenwoordig ook gebruikt voor gymleraar.

Als jong gympikkie stond ik in het begin toch even mooi te kijken, ze piesten bij wijze van spreken tegen mijn poten aan. (Het Parool, 03/06/1998)

Van Gaal is notabene gympik geweest. Dan ben je er toch voor opgeleid om slappe hap in beweging te krijgen? (de Volkskrant, 12/03/2001)

< >