(soldatentaal, Ned.-Indië) pejoratieve term voor kerel, vent.
Hadden ze die floepers nou, of hadden ze ze niet? (Jan Schilt, Soldaatje spelen onder de smaragden gordel, 1969)
... die floepers van Soekarno zijn een paar keer... etc. etc. (Bouke B. Jagt, De Muskietenoorlog, 1976)