Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

duikelaar (1)

betekenis & definitie

saai iemand; slome; sufferd. Verkorting van slome duikelaar.

Hij: Duvekatersche duikelaar! (vuistslag op tafel). Ik:vervierendeelde flikflooier! (idem). Hij: doorgedraaide droogdrukker! (slok bier). Ik: verfomfaaide fruitvreter! (idem). Na deze harde inleiding nam de conversatie onverwacht een hoffelijke wending. (De Groene Amsterdammer, 21/04/1923)

Grootmeester, die pa van jou, maar niettemin een patser, een duikelaar als meheer Okkeleen. (Willem van Iependaal, Lord Zeepsop, 1937)

< >