Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

slome duikelaar

betekenis & definitie

traag, sloom iemand. Aanvankelijk (in de negentiende eeuw) een aanduiding voor een slecht toneelspeler.

Hiervan was ook een werkwoord afgeleid: slomeduikelen (er met een slecht toneelstuk toch nog wat van maken). In die betekenis ondertussen verouderd; wel nog steeds gebruikt voor een traag en suf iemand, een sufferd.

Henke geeft de omschrijving ‘iemand die door zijn luiheid ten onder gegaan is. Iemand die geen lef heeft’.

Het scheldwoord is gevormd naar Sjloume Duikelaar, het pseudoniem van de achttiende-eeuwse Amsterdamse koopman (schoenpoetser volgens sommigen), gelegenheidsdichter, uitgever en Jiddisch schrijver Abraham Joseph Swalff. Sjloume is Pools-Jiddisch voor Salomo.

De man maakte poerimkranten en andersoortige kleine publicaties die een beeld gaven van de grote armoede in de Amsterdamse Jodenbuurt omstreeks 1800. Waarom men hem de bijnaam duikelaar gaf is niet zeker maar misschien heeft het te maken met het feit dat hij ook schoenpoetser was.

Tegenwoordig verstaan we hieronder ‘iemand die rare sprongen maakt’. Niet-Joodse Nederlanders brachten de voornaam Sjloume in verband met het woord sloom ‘traag, langzaam’ en gebruikten het voor iemand die traag reageert.‘God zal me!’ viel oome Willem zoo ruw uit, dat tante Mijntje, ‘wel foei’ schrok; ‘daar heb je hem; zeg jij daar, sloome duikelaar, buk liever wat, je gooit met je kersepit dat bekertje anders nog van de schoorsteen. Zoo’n gladdekker!’ (Jac. Van Looy, Feesten. In: De Nieuwe Gids. Achtste Jaargang, 1893)

Moest je Piet hebben, zoo’n sloome duikelaar... (De Groene Amsterdammer, 18/08/1912)

Ik weet het niet, Santje, maar ik geloof dat het zóó beter is. Als ik den jongen verbied, om met z’n vrinden te voetballen, dan maak ik er óf ’n huichelaar óf ’n sloome duikelaar van. (J.B. Schuil, De A.F.C.-ers, 1915)

< >