Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

dooievisjesvreter

betekenis & definitie

lijzige, saaie vent; niet-levendig persoon; sul;jansalie. Van oorsprong een Amsterdams scheldwoord.

Toen de SDAP (de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij) begin jaren twintig heibel veroorzaakte tegen de Anti-Revolutiewet, verdedigde enfant terrible van de SDAP J.E.W. Duys dit als een middel om wat leven te brengen in de sociaaldemocratische brouwerij, die volgens hem een ‘dooievisjesvreterij’ was geworden.

Deze omschrijving vinden we al terug in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 25/11/1921.Wat deit toe die doaie-fisschies-freiter? Die trok een mes en plantte dat in de flank fan die gesjochte fan. (Nono, Amsterdammers, 1929)

... en als huisgenoot had ie d’r een gruwelijke strop aan... zo’n dooievisjesvreter! (A.M. de Jong, Het geslacht Verhagen, 1956)

Hij is geschreven door erwtentellers en dooie-visjes-vreters. (Gerrit Komrij, Averechts, 1980)

< >