iemand die er bleek (en dus ook slap) uitziet.
Die lange bleekneus van een Diederik heeft zich ook tegen Sinterklaas uit de voeten gemaakt. (De Groene Amsterdammer, 06/12/1903)
‘Ik heb hem niet eens goed gezien,’ zegt Josefine. ‘Maar net genoeg om te weten dat het een onbeleefde, eigenwijze bleekneus is.’ (Marianne Philips, Bruiloft in Europa, 1934)
Zeg, bleekneus, wat voer jij daar uit?! (Simon Vestdijk, De grenslijnen uitgewist, 1984)