T-helpercellen spelen een essentiële rol in zowel de humorale als de cellulaire afweer. Deze T-helpercellen (Th-cellen) spelen een centrale rol in het afweersysteem doordat zij andere afweercellen aansturen.
Th-cellen gebruiken signalen in de vorm van eiwitten (cytokinen), om mee te communiceren. Cytokinen activeren B-cellen en Tc-cellen om zich te delen als zij gebonden zijn aan hun specifieke antigeen. Er bestaan vele verschillende cytokinen, die elk een andere uitwerking hebben op de afweercellen. Ook andere afweercellen gebruiken cytokinen als een middel om te communiceren.
Een voorbeeld, een virus is doorgedrongen tot de bloedbaan in je lichaam. De infectie bestaat niet uit één virusdeeltje, het zullen er al snel miljoenen zijn. Als eerste worden ze opgemerkt door fagocyten, zoals de macrofaag. Die nemen een virusdeeltje in zich op en verteren het. De macrofaag is een antigeen presenterende cel en toont brokstukken van het virus aan een Th-cel. De Th-cel bindt aan de antigeen presenterende cel. Hierdoor gaat de macrofaag cytokinen maken die de Th-cel aanzetten om ook cytokinen te maken. Al deze cytokinen samen zorgen ervoor dat er allerlei afweercellen actief worden: zowel B-cellen, cytotoxische T-cellen als andere T-helper- cellen worden geactiveerd. Ze gaan zich delen, waardoor er steeds meer afweercellen komen die het virus kunnen bestrijden. De B-cellen produceren antistoffen tegen het virus en de Tc-cellen doden lichaamscellen waarin het virus zit.