Het lanengebied is een strook land aan de oost- en westkant van de Rotterdamse stadsdriehoek, waar tot in de 19de eeuw veel tuinen en buitenverblijven waren.
Alleen de rijksten onder de rijksten konden zich een buitenplaats in de Muizenpolder veroorloven. Gegoede burgers met een smallere beurs stelden zich tevreden met een tuin in het zogeheten Lanengebied. Dat strekte zich uit aan de oost- en westkant van de stadsdriehoek.
Eigenaren van de lanen moesten gezamenlijk aanleg en onderhoud betalen. Samenwerking was dus onontbeerlijk en een laanbestuur noodzakelijk. Feitelijk waren de lanen een besloten gebied die alleen als toegang dienden tot de aangrenzende huizen en daarom met hekken waren afgesloten. De aanvoer van goederen gebeurde per vletschuit. Daarom moesten de afscheidingssloten tussen de percelen goed op diepte worden gehouden. De lanen waren doorgaans niet meer dan smalle voetpaden die liepen tussen een schutting en een sloot.
Kijkend vanuit het huis zag je eerst een sloot, dan een laan, opnieuw een sloot waarachter de tuin lag. Achter in de tuin stonden de buitenhuisjes en de dagkoepels, de achtergevel diende als scheidingsmuur van de scheidingssloot en de erachter gelegen grond.
Omdat men alleen de zomermaanden in het lanengebied doorbracht, werden ze ‘lanen van vermaak’ genoemd. Tot in de negentiende eeuw genoten Rotterdammers in deze lanen van het buitenleven, totdat de uitbreiding van de stad de tuinen opslokten.