‘Hij is een kenner van het politieke leven met al zijn LISTEN EN LAGEN’: hij kent alle gevaren ervan. Een ‘laag’ was een plaats waar men een valstrik voor iemand gelegd heeft.
Later werd het woord ook de aanduiding voor die valstrik zelf. Vervolgens ontwikkelde zich de betekenis ‘hinderlaag’ (daar zit trouwens datzelfde woord laag in), en ten slotte werd laag een synoniem van list. Het woord laag is hier verwant met het werkwoord liggen; het betekende ‘iets dat ergens ligt om iemand met vijandelijke bedoelingen te verrassen’. De betekenis ‘valstrik’ treffen we nog aan in de Warande der Dieren van Joost van den Vondel — maar tegelijk wordt hier gezinspeeld op de meer recente betekenis ‘list’:Die andren lagen leyd (=legt), oft onderstaet (= van plan is) te do’on, Werd zelfs (= zelf) in ’t net gejaeght, en krijght verraders loon.