Het spreekwoord geef de keizer wat des keizers is ‘geef iedereen dat waar hij recht op heeft’ heeft zijn oorsprong in een strikvraag. De Farizeeën, zo wordt verteld in Matteüs 12: 21, wilden Jezus ‘erin luizen’ met een lastige vraag. Palestina was in het begin van de jaartelling een Romeins wingewest, de Romeinse bezetters waren niet geliefd. Voor joden rees er dus een moeilijk dilemma: mag je als jood aan de Romeinse keizer belasting betalen of niet? Jezus doorzag de bedoelingen van de Farizeeën en vroeg ze, de ‘schattingpenning’ (belastingmunt) aan hem te laten zien. De Farizeeën toonden een munt, waarna Jezus vroeg: wie staat er op deze munt afgebeeld en over wie gaat het opschrift? ‘De keizer’. Antwoord van Jezus: ‘Geef dan de keizer wat des keizers is, en God wat Gods [= van God] is.’ Met andere woorden: betaal die belasting!
De keizer die op de munt was afgebeeld was waarschijnlijk Tiberius (14-37 na Chr.) of diens voorganger Augustus (27 voor Chr tot 14 na Chr.)
