De zegswijze brood en spelen ‘datgene waarmee het volk tevreden wordt gehouden’ danken we aan de Romeinse schrijver Juvenalis (ca. 60-140 na Chr.).
In het Latijn luidt de uitdrukking panem et circenses. In de tiende satire, vers 81, beschrijft Juvenalis met veel sarcasme hoe de machtige praetor Lucius Aelius Seianus met zijn purperen toga en reusachtige kroon over het middenpad van het circus loopt. Maar het kan verkeren: een tijdje later wordt deze Seianus op last van keizer Tiberius gearresteerd, daarna wordt hij door de senaat gevonnist en terechtgesteld. En wat vindt het Romeinse volk daarvan? Dat vindt er helemaal niets van. ‘Nee, men [...] vraagt alleen nog maar twee dingen: brood en spelen.’ Die spelen waren paarden- en wagenrennen, vaak afgewisseld door demonstraties van rijkunst, worstelwedstrijden en bloedige gevechten tussen mens of dier, of tussen dieren onderling. En wat het brood betreft: in 71 voor Christus was men ermee begonnen gratis brood te verstrekken, omdat de kosten van levensonderhoud ontoelaatbaar hoog waren en hongersnood dreigde. Tijdens de regering van keizer Augustus, een kleine halve eeuw voordat Juvenalis geboren werd, waren er zo’n 320.000 inwoners van Rome die gratis brood kregen: bijna een derde van de stadsbevolking.