Bij staken, ofwel collectief actie voeren, voeren werknemers actie om voor hun rechten en belangen op te komen. Het recht om te staken (het stakingsrecht) is vastgelegd in jurisprudentie en het Europees Sociaal Handvest. Het stakingsrecht behoort tot de rechten op vereniging en vergadering.
Staken gebeurt vaak door het werk neer te leggen. Ook komen langzaamaanacties, stiptheidsacties of prikacties voor. Het staken wordt vaak door werknemers gebruikt om voor hun rechten/belangen op te komen, bijvoorbeeld voor loonsverhoging, tegen massaontslagen of de sluiting van een fabriek of vestiging, onvrede over het beleid van de onderneming etc.
Bij een staking is er vaak onderscheid te maken tussen werknemers die staken (stakers) en werknemers die niet deelnemen aan de staking (werkwilligen). Het onderbreken van een staking door het inzetten van werkwillenden of andere arbeiders staat bekend als het breken van een staking. Hier geldt ook het onderkruipersverbod.
Een staking is vaak collectief georganiseerd door een erkende vakbond. Een staking die niet collectief georganiseerd is met medeweten van een erkende vakbond wordt een wilde staking genoemd. Een wilde staking zal eerder door een rechter als onrechtmatig beoordeeld en daarmee verboden worden. Werknemers lopen met een wilde staking het risico om op staande voet ontslagen te worden.
Een werkgever heeft de mogelijkheid om een staking te verbieden, door een verbod aan te vragen via de rechter. Een rechter kan een staking verbieden op basis van de spelregel- en de misbruiktoets. De belangrijkste spelregels zijn het op tijd aankondigen van een staking en het feit dat een staking het uiterste middel moet zijn (verder overleggen moet dus geen zin meer hebben). De misbruiktoets is een belangenafweging, waarbij gekeken wordt of de belangen van werkgever en derden (het publiek, reizigers etc.) niet in het geding komen bij de staking.