de hele -, de hele boel. Informele uitdr. Volgens Van Dale (1992) is reut een nevenvorm van rot ‘legerschaar’. Gewestelijk bet. reut ook ‘rommel’. In deze bet. o.a. vermeld door Van Veen. Reutemeteut is dan een reduplicatie.
... de hele zoölogische reutemeteut... (Ben Borgart: Levende Cargo, 1983)
... want kwetsbaar en zondig natuurlijk, en woedend tegelijk, enfin, de hele reutemeteut die voor ons modernen uit de mode is geraakt? (Pamela Koevoets: Arme Engelen, 1988)
Portemonnee. Rijbewijs. De hele reut komt te voorschijn. (Diana Ozon: De Ozon Expres, 1988)
... ze had twee wanden vol met semi-intellectuele boeken en een derde wand hing vol met fletse posters van impressionistische schilders, Monet, Manet, de hele reut. (Joost Zwagerman: Gimmick, 1989)
Ik stuur haar brieven, zing aria’s, breng grote bossen bloemen, de hele reutemeteut... (Ronald Giphart: Ik ook van jou, 1992)
De Supremes gingen op hun paasbest: elegante jurken, chinchilla bontjes, hoedjes, handschoenenjuwelen, de hele reut. (Oor, 22/10/94)
reutel: op de -, op de pof, op afbetaling. Informele uitdr. van Rotterdamse origine (o.a. vermeld in Opoe Herfst).
Endt en Frerichs denken aan een mogelijk verband met stotteren (in termijnen afbetalen), via AB reutelen ‘rochelend ademhalen’.
... dat hij een borrel kan pakken op de reutel. (Jan Mens: De Gouden Reaal, 1940)