weg, kwijt: da’s poter/potijar ‘da’s weg’; iets poter zijn‘iets kwijt zijn’; poter maken‘wegdoen, stelen’. Deze Bargoense uitdr. zijn vooral gangbaar in Rotterdam. Poteris afgeleid van Oudhebreeuws patar,Hebreeuws potoer‘niet meer gebonden; vrij gesteld’. Potifaris een speelse variant, waarbij gerefereerd wordt aan een bijbelse figuur (Genesis 37:36).
Als ik het kwijt ben, dan ben ik het poter. (Willem van Iependaal: De dans om de rinkelbom, 1935)