zie ook pokke-:
1. als de-,in hoge mate; erg. Gebruikt ter intensivering. Vnl. soldatenslang.
2. krijgde-,val dood!; loop heen! Platte verwensing. Iemand allerlei ziektes toewensen is in ons taalgebied niet ongewoon. Vgl. nog krijgde kanker; krijgde kelere/klere/kolere; krijgde pip; krijgde pleuris; krijgde takke; krijg de ziekte enz.
Die goser kan de pokken krijgen... (Mensje van Keulen: Van lieverlede, 1975)
3. zich de - schrikken/werken enz.,erg schrikken, hard werken enz. Slanguitdr. Syn. zich het apezuur schrikken/werken enz.
Zijn ouders hadden zich hun leven lang de pokken gewerkt. (Yvonne Keuls: Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982)
Voordat je het in de gaten hebt, werk je je alleen nog maar de pokken voor de belastingen. (HP/De Tijd, 22/07/94)