Gepubliceerd op 21-06-2017

Poepie:

betekenis & definitie

1 liefkozende ben.: ‘schatje’.

Harry Conninck Jr. is een poepie van 22 (Avenue, januari 1991).

2. uitroep van verbazing onder vnl. jongeren. Syn. attenoje/adenooi/attenojeleheine/atte- nooielijne.
3. een - aantal,een gering aantal. Poepieis ‘een klein beetje’. Vooral soldatenslang (o.a. Salleveldt 1978). Ook poepje(vgl. voor poep en drie knikkers).

... nog maar ’n poepie dagen en we gaan aan ’t werk. (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)

Hij is een poepje te ethisch. (Rinus Ferdinandusse: Zij droeg die nacht een paars corset, 1967)

En het duurt nog maar een poepie dagen, dan gaan we de rotzooi uit. (Sal Santen: Poste-restante Rood, 1986)

Dat is een poepie centen. (Sal Santen: Een slecht geweten, 1990)

4. een-vlugger,heel wat sneller. Informele uitdr.
5. iemand een - laten ruiken,zie iemand een poepje/ poepie laten ruiken.

< >