hij komt van/uit -
je moet hem niet geloven; hij is een leugenaar. Deze Bargoense uitdr. wordt al vermeld door Harrebomée.
Een loenenaar is bijgevolg ‘een verraderlijk persoon; een bedrieger’ (vgl. op loene nemen).Willem van Iependaal, Lord Zeepsop(1937): ‘Waarom? Pollie is geen loenenaar! protesteerde Bal vinnig.’ Zie ook jantje van Loenen.