Gepubliceerd op 21-06-2017

Kassie-zes:

betekenis & definitie

1. bij het knobbelen (een gokspel met beker en dobbelstenen) het achtereenvolgens gooien van de vier, de één en de zes. Het woord is afgeleid van het Hoogduitse werkwoord (aus)knobeln.In het Middelhoogduits bet. knobel‘dobbelsteen’. Zie ook een knob(b)eltje ma- ken/spelen.

Ik stond het zo vanaf het biljart een beetje te bekijken en die meneer is met de eerste gooi nogal een beetje gelukkig en gooit meteen kassie zes. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)

2. in het Bargoens bet. kassie-zes‘dood’. Hierbij moet gedacht worden aan de zes zijden van een doodkist. Voor kassie-zes liggenis ‘voor dood liggen; bewusteloos zijn’.

Vrouwen zijn net paddestoelen. Als je een verkeerde treft ben je mooi kasje zes. (Simon Carmiggelt: Je blijft lachen, ongedateerd)

Ik kreeg prompt een slag voor m’n harses en lag voor kassie zes in een hoek van de zaak. (De roerige wereld van Pistolen Paul, 1968)

< >