Gepubliceerd op 21-06-2017

Bos (bosje)

betekenis & definitie

zie ook zo slim als een bos wortels:

1. een - hout voor de deur,een weelderige boezem. Voor citaten, zie hout voor de deur hebben.
2. een -je rode rozen meenemen,eufemistische uitdr. voor ‘copuleren’.
3. het - insturen,afschepen; met een smoes wegsturen; zich ontdoen van (iemand); (iemand) aan zijn of haar lot overlaten. In het politie- slang heeft deze uitdr. ook de meer specifieke bet. ‘een gevangene weer vrij laten’, eigenlijk ‘hem weer de grote wereld insturen’.

Zal ik hem even meenemen of weer het bos insturen? (Hans Brouns: Zeedijk. Ooggetuigenverslag van een buurtbewoner, 1983)

Bewust ging ze gisteren niet of nauwelijks in op de provocaties die Maij-Weggen eerder deze week had gewijd aan het adres van de VVD, die immers haar voorgangster Smit-Kroes ‘het bos had ingestuurd’. (NRC Handelsblad, 23/02/90)

Maar de rechtbank in Breda stuurde hem het bos in, want zijn beroep, het tegen betaling laten plegen van ontucht, was onzedelijk en het recht is er niet om onzedelijkheid te sanctioneren. (Vrij Nederland, 11/05/91)

Blok verhuisde naar RTL 4 en werd daar uiteindelijk weggerangeerd. Marjolein Uitzinger werd een paar jaar lang het bos ingestuurd en gaat het nu bij de Avro proberen... (Nieuwe Revu, 26/09/91) ‘Kan me niks verdommen,’ bromde Henk in zijn baard. ‘Ik stuur hem [een topterrorist] het bos weer in!’ (Jan van Daalen: Sans rancune, 1991)

4. je kunt het - in,schertsende verwensing in de aard vanjekunt(me)deboomin,hetgeen zoveel wil zeggen als ‘loop naar de pomp’. Syn. je kunt de pot op.

< >