bedotten; een rad voor de ogen draaien. Milder en meer ingeburgerd dan het gelijkbeduidende beseibelen.Van Rotwelsch beschummeln(al in het begin van de 18de eeuw). Volgens Küpper en andere Duitse bronnen liggen zigeunerwoorden als sjindav‘schijten’ en sjindalo‘schijthuis’ eraan ten grondslag, met wellicht beïnvloeding van Duits Schund‘uitschot, bocht’. Beginjaren zeventig doken de woorden sjoemelenen besjoemelenveelvuldig op in de Nederlandse pers. Ze werden toen nog als vulgair beschouwd, teg. zijn ze al wat meer geaccepteerd.
Wellicht denkt u: die ouwe dallesdekker heeft niets in de smiezen, die kunnen we wel besjoemelen. Blinde Maupie!... (Wim de Bie: Schoftentuig, 1988)