Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 19-04-2022

Ostitis

betekenis & definitie

beenontsteking. O. deformans s. fibrosa, pijnlijke ontsteking der pijpbeenderen of der schedelbeenderen, waarbij deze verdikt, doch minder stevig worden; syn. Paget’s disease of the bones. O. fungosa (fungus, zwam) s. carnosa (caro, gen. carnis, vleesch) s. rareficans (zeldzaam, dus ijler makend) s. granulosa interna (inwendig granulatie, wild vleesch vormend), beeneter; voortgaande verwoestende ontsteking, welke de (physiologische) verwijding der mergholten verhaast, en waarbij de granulaties op het beenmerg zich door het vleesch heenwerken en als vleezige aangroeisels op de oppervlakte te voorschijn komen. O. malacissans (malacisso, van μαλακίζω, verweeken) s. rareficans (rarus, zeldzaam; facio maken), ontsteking, waarbij de kalkzouten worden opgeslorpt en het beenmerg toeneemt ten koste van het been, verweekende beenontsteking; zie Osteomalacie, Osteoporose. O. ossificans of osteoplastica (πλαστικός, vormend), beenvormende beenontsteking, met vorming van nieuw beenweefsel; syn. osteosclerose.

< >