Zilverjodide - joodzilver, formule AgI, de verbinding van jood met zilver, vormt zich direkt uit de elementen of door inwerking van een oplosbare zilververbinding op de oplossing van een jodide als een gele kaasachtige neerslag. Het lost van de drie halogeenverbindingen het minst in water op, n.l. 0,0000028 Gr. per L. van 20°. Het is evenals zilverbromide en zilverchloride lichtgevoelig, doch kleurt direkt minder dan het chloride en vereischt, om ontwikkeld te kunnen worden, langer belichting dan het bromide. Het vormt de grondstof voor de oudste fotografieën, de Daguérotypie.
Men stelde daarbij een zilveren plaat bloot aan de inwerking van jooddampen, belichtte haar en kon het dan nog onzichtbare beeld te voorschijn roepen door het aan kwikdampen bloot te stellen. Tegenwoordig vindt z. nog fotografische toepassing in het z.g. natte kollodionprocédé, waarbij een plaat, die men eerst heeft bedekt met een laag kollodion, waarin een jodide (meest cadmiumjodide) is opgelost, in een oplossing van zilvernitraat wordt gebracht en in natten toestand belicht. Het beeld wordt door middel van ijzerzouten ontwikkeld en met cyaankali gefixeerd. In clichéfabrieken is dit nog de meest gebruikte methode. Een dubbelverbinding met kwikjojode, die boven 50° een roode, er onder een gele kleur heeft, wordt wel gebruikt om het overschrijven van die temperatuur zichtbaar te maken.