Zilverchloride - chloorzilver, formule AgCl, de verbinding van chloor en zilver; komt in de natuur voor als kerargyriet ; het kan zich direkt uit de beide elementen vormen of ook door inwerking van een oplossing van een zilverzout op een chlorideoplossing, waarbij het als een witte, kaasachtige neerslag uit de oplossing wordt afgescheiden. Het is weinig in water oplosbaar, 0.0016 Gr. per L. bij 20°, en wordt daarom gebruikt om de hoeveelheid chloriden of zilverzouten, die in een oplossing aanwezig zijn, af te scheiden en na zuivering en drogen te wegen, resp. door titratiemethoden te vinden. Ook in zuren lost het zeer weinig op. Door het licht wordt z. paars tot grauw gekleurd, gemakkelijker als organische stoffen aanwezig zijn en wanneer het z. in kollodialen toestand, b.v. in een milieu van gelatine, is neergeslagen.
De gevoeligheid en de kleur zijn zeer afhankelijk van bijmengselen, waarvan overmaat zilvernitraat een van de voornaamste is. Deze eigenschappen vinden toepassing in een aantal fotografische papieren. Maakt men z. door inwerking van chloor op een zilveren plaat, dan toont het een leiachtige kleur, die, aan het licht blootgesteld, de kleuren van het inwerkende licht aanneemt, en men heeft wel getracht hierop een fotografie in natuurlijke kleuren te gronden. Behalve de onzuiverheid van de aldus verkregen tinten, bleek een bezwaar, dat de verkregen beelden niet te fixeeren waren. Als grond voor het donker kleuren van z. door het licht moet men de vorming van een zilversubchloride aannemen, dat metallisch zilver kollodiaal oplost. Na smelten en stollen vertoont z. een hoornachtig uiterlijk. Vandaar de naam hoornzilver.
