Zegelrecht - De Zegelwet van 22 Maart 1917, Stb. 244, laatstel. gew. 24 Dec. 1921, Stb. 1409, kent een zegelrecht naar de oppervlakte van het papier en een vast of evenredig zegelrecht. Het eerste bedraagt voor groot registerpapier f 2.—, voor klein registerpapier f 1.50, voor gewoon papier f 1.—, voor een half vel gewoon papier f 0.50 en voor klein papier f 0.30 (art. 27). Art. 23 geeft aan welke stukken aan dit z.g. formaatzegel zijn onderworpen. Hieronder behoren in het algemeen alle niet elders in de wet genoemde stukken, opgemaakt tot bewijs van privaatrechtelijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen en verklaringen (12°).
Art. 32 bevat een groot aantal vrijstellingen, zooals voor koopmansbrieven, koopmansboeken en balansen (21°). Als regel moet papier van tenminste f 0.50 gebruikt worden; papier van f 0.30 kan slechts worden gebezigd voor verzoekschriften, volmachten en eenige andere stukken; sommige stukken moeten op papier van tenminste f 1.— worden gesteld (art. 28). — Aan een vast of evenredig zegelrecht zijn onderworpen bewijzen van ontvangst van gelden (zie KWITANTIEZEGEL), rekeningen, declaratiën, diploma’s van lidmaatschap en toegangsbewijzen (art. 34—40), cognossementen, vrachtbrieven en -lijsten en bewijzen van ontvang van vervoerde goederen (artt. 40f—j), paspoorten, jachtakten, verzoekschriften om goedkeuring van statuten of gewijzigde statuten eener vereeniging en besluiten, houdende verlof tot het aannemen van vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid, vergunning tot verandering van geslachtsnaam en verleening van adeldom (artt. 41—43), polissen van verzekering en bewijzen van verwaarborging (artt. 44—50), wissels, orderbriefjes, kassierspapier, bankpapier en ander papier aan toonder, assignatiën, enz. (artt. 61—55), bewijzen van huur en verhuur (artt. 56—59), effecten (artt. 60—74), nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz. (artt. 82—89). — Het z. wordt voldaan door gebruik van gezegeld papier of van plakzegels vanwege het rijk uitgegeven, door gebruik van z.g. buitengewoon gezegeld papier (papier van particulieren, vanwege het rijk van een zegelafdruk voorzien) of door betaling van het verschuldigde recht aan ’s Rijks ambtenaar (art. 2). Plakzegel mag alleen gebruikt worden voor de stukken, waarvoor zulks uitdrukkelijk is bepaald (art. 8 ; zie ook artt. 39, 47, 62, 64, 58 en 75). Behoudens uitzonderingen is elk afzonderlijk stuk aan een afzonderl. zegelrecht onderworpen en kan een gezegeld of van plakzegel voorzien papier, dat reeds voor een stuk is gebruikt, niet voor een ander aan zegelrecht onderworpen stuk worden gebezigd, zelfs al ware het eerste doorgehaald of op eenige andere wijze vernietigd (art. 10; zie ook artt. 31, 36, 45, 52 en 66). Behoudens uitzonderingen zijn de verschillende exemplaren van een stuk alle aan hetzelfde zegelrecht onderworpen (art. 11 ; zie ook artt. 41, 45, 51, 57 en 79). Alle stukken, gesteld op gezegeld papier van wege het Rijk uitgegeven, moeten zijn aangevangen aan den voorkant, naast of onmiddellijk onder den af druk van den zegelstempel en regelmatig vervolgd worden. De afdruk van den zegelstempel mag zoo min op de vóórals op de keerzijde door letters of cijfers bedekt, noch op eenige wijze onkenbaar gemaakt of beschadigd worden. Ook de plakzegels mogen op geenerlei wijze worden onkenbaar gemaakt of beschadigd.
Zij moeten worden gebruikt op de wijze bij K. B. van 4 Apr. 1917, Stb. 273, laatstel. gew. 5 Dec. 1922, Stb. 669 bepaald (art. 5). Volgens art. 12 van dat besluit moet het plakzegel (behalve dat bedoeld bij art. 75 Zegelwet) op het aan zegelrecht onderworpen stuk geheel en al worden vastgeplakt, gaaf en ongeschonden, zonder dat papier of eenige andere stof tusschen het stuk en het zegel aanwezig zij. Het moet worden vastgeplakt daar, waar het stuk moet worden onderteekend door hem, die het zegel gebruikt. Deze schrijft zijn onderteekening met inkt over het zegel en vermeldt tevens op het zegel en mede met inkt het tijdstip, waarop het wordt gebruikt, door aanduiding van den dag, de maand en het jaar. Worden twee of meer zegels gebezigd, dan moet de handteekening over al de zegels zijn gesteld. Wordt een stuk met plakzegels gezegeld door meerdere personen onderteekend, dan moet alleen hij, die het eerst zijn handteekening zet, het zegel gebruiken. — Volgens art. 15 der wet is het aan rechters, scheidsmannen, departementen van algemeen bestuur, besturen van prov., gemeenten, watersch. en andere door het openb. gezag ingestelde zedelijke lichamen en instellingen, en daartoe behoorende ambtenaren verboden bij hun beslissing of beschikking rekening te houden met den inhoud van eenig stuk, dat, hoewel aan zegelrecht onderworpen, ongezegeld te hunner kennis wordt gebracht. Zie voor de mogelijkheid om door het overleggen van afschriften deze bepaling te omgaan onder PROCESSTUKKEN. Ook is het mogelijk tegen betaling der boete de stukken alsnog te doen zegelen (art. 20). — Overeenkomstig art. 91 is bi] K.B. van 13 Aug. 1917, Stb. 664,15 Dec. 1917, Stb. 696 en 21 Febr. 1922, Stb. 73, voor bepaalde soorten van niet aan evenredig zegelrecht onderworpen stukken vrijstelling van recht verleend.