Kwitantiezegel. - Krachtens de Zegelwet 1917, zooals zij laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 27 Juni 1919 Stb. 432, zijn aan een vast zegelrecht van 10 cent onderworpen o. a. de eenzijdig opgemaakte stukken, vermeldende de ontvangst of overneming van gelden of bevattende de erkenning door of namens den schuldeischer, dat een geldschuld geheel of gedeeltelijk is voldaan of verrekend of de verklaring, dat niets te vorderen is. Het zegelrecht is verschuldigd, onverschillig in welken vorm de stukken zijn opgemaakt, al was het in dien van bericht of brief, zelfs als deze stukken wegens niet onderteekening of om andere redenen in rechte niet kunnen dienen tot schriftelijk bewijs (art. 34).— Geen afzonderlijk recht is verschuldigd:
1) voor voldaanteekeningen op postwissels, postbewijzen, kassierspapier, chèques, assignatiën en ander handelspapier;
2) voor kw. wegens inlage of premie en andere kosten op polissen van assurantie of bewijzen van verzekering;
3) voor kw. wegens ontvangen sommen, welke voorkomen op hetzelfde papier, waarop reeds een gezegelde kwitantie voor een in mindering van dezelfde schuldvordering ontvangen som voorkomt, mits uit den inhoud der latere kw. duidelijk blijkt, dat de betaling betrekking heeft op dezelfde vordering (elke termijn van huren en renten wordt als een afzonderlijke vordering aangemerkt);
4) voor kw. van betaalde rechten, op de jachtakten gesteld (art. 36).
Geenerlei recht is verschuldigd voor:
1) stukken, welke betrekking hebben op sommen, f 10.— of minder bedragende, mits hiervan uit de stukken blijke en de sommen niet strekken in mindering of tot afdoening van grootere bedragen;
2) stukken, vermeldende de ontvangst van gelden, waarbij een gezegelde kw. wordt toegezonden of waarin wordt verklaard, dat aan den derde een gezegeld bewijs van ontvangst of crediteering is uitgereikt of toegezonden;
3) stukken opgemaakt om te dienen tusschen personen, die deel uitmaken van een zelfde administratie en welke op die admin. betrekking hebben;
4) de stukken, vermeldende den inleg in spaarbanken en de betalingen door spaarbanken aan inleggers gedaan;
5) bewijzen van ontvangst van gelden, door den staat, door provinciën, gemeenten, waterschappen of andere door het openb. gezag ingestelde zedel. lichamen en instellingen verschuldigd;
6) kw. voor alle belastingen en daarmede gelijk te stellen inkomsten van den staat, van prov., gemeenten en waterschappen en voor boeten, ingevolge belastingwetten verbeurd;
7) bewijzen van consignatie;
8) bewijzen van door armbesturen of gemeentebesturen aan behoeftigen verstrekten onderstand;
9) kw. wegens onderstand of schadeloosstelling aan onvermogenden, door besturen of commissiën verleend ingeval van brand, overstrooming of andere onheilen;
10) stukken vermeldende de ontvangst of overneming van vrijwillige bijdragen voor liefdadige doeleinden aan instellingen of commissiën toegezegd;
11) door ambtenaren der posterijen af te geven bewijzen van ontvangst van per postwissel over te maken gelden en bewijzen van ontvangst van gelden door de administratie der posterijen geïnd op kw., assignatiën, wissels en ander handelspapier (art. 37). — Het recht moet worden voldaan door gebruik van gezegeld papier of door plakzegels. Is dit voorschrift niet nageleefd, dan wordt een boete van / 100.— verbeurd door hem die het stuk heeft onderteekend en, zoo het niet is ondertekend, door den uitgever. Hij aan wien het niet behoorlijk gezegeld stuk is afgegeven, is verplicht dit onder opgaaf van naam en woonplaats van hem, van wien het werd ontvangen, binnen een maand na de ontvangst, ter constateering van de overtreding, aan ’s Rijks ambtenaar aan te bieden op straffe van aansprakelijkheid voor de boete (art. 39). — Behoudens beding van het tegendeel is het kwitantiezegel verschuldigd door den schuldenaar (art. 40).