Zeelt - Tinca vulgaris, visch uit de familie der Karpervisschen (Cyprinidae), lichaam gedrongen, weinig zijdelings samengedrukt, huid dik en slijmig met kleine, verborgen schubben, bek klein met vleezige lippen en een voeldraad in iederen mondhoek. Keeltanden 4—5 of 5—6. Rugvin hoog, evenals de andere vinnen afgerond, staartvin slechts flauw ingebocht. Kleur zwart- of olijfgroen met gouden of koperen weerschijn, buik lichter.
Kan tot 50 c.M. lang worden. De z. leeft bij ons in alle zoete en weinig brakke stilstaande wateren, bij voorkeur in polderwateren met weeken bodem en voedt zich met allerlei bodemdieren. Hij plant zich voort van Mei—Juli en behoort derhalve tot de visschen, die het laatst in het voorjaar paaien. Belangrijke visch voor onze binnenvisscherij, die bij ons nog te weinig gegeten wordt, doch in het buitenland veel aftrek vindt. Minimummaat 21 c.M.; gesloten tijd 16 Maart tot 31 Mei. (Zie plaat Zoetwatervisschen I, fig. 3).