Zeehonden of robben - Pinnipedia, een groep der roofdieren; waterbewoners, meestal aan zeekusten, zeldzamer in rivieren en binnenzeeën ; geheel aan het waterleven aangepast. Meestal groote, gezellig levende dieren, veelal in groote scharen levend, polygaam. Lichaam spoelvormig, met korte, vinvormige extremiteiten (Vinpootigen). Haarkleed dicht en kort, veelal zeer fraai en als pels gezocht.
Aan de bovenlippen zeer talrijke en sterke tastharen. Onder de huid een dikke speklaag. Ledematen kort en grootendeels onder de huid verborgen, waardoor voortbewegen op land moeilijk is, te meer, daar de achterste naar achteren gericht zijn ; staart kort. Hand en voet zijn lang, met 5 vingers en teenen, die lang zijn en door zwemvliezen verbonden worden. Vooral de voeten, die voor de voortbeweging in het water dienen, zijn zeer bewegelijk. Klauwen vooral nog aan de handen goed ontwikkeld. Kop klein, rond ; reukorgaan zwak. Het gebit — de dieren kauwen niet — is een grijporgaan; kiezen eenvoudig van vorm, met 3 spitsen.
Zij leven van visch, ook wel van schelp- en schaaldieren. Voorkomen: koude en gematigde streken van beide halfronden. Worden verdeeld in 3 families: de oorrobben, de walrussen en de z. Deze laatste zijn volkomen aan het waterleven aangepast; de voeten kunnen niet meer onder den buik gebracht worden en zijn derhalve voor voortbewegen op het land onbruikbaar; dit geschiedt door springbewegingen van het lichaam. Hiertoe behoort de gewone z., Phoca vitulina (zie plaat Zeehonden), tot 2 M. lang, circumpolair, Z.-waarts tot Frankrijk, Japan en Californië; in ons land in de Zuiderzee, de Waddeneilanden en de Zeeuwsche stroomen en in de Noordzee; komt alleen aan land om te rusten ; de naam is ontleend aan het blaffend geluid. Voedt zich met visch en vernielt de netten der visschers; schadelijk. In ons land worden premiën uitgeloofd voor het vangen.
De pels heeft waarde en uit het spek wordt traan gekookt. Voor den Groenlander is Ph. Groenlandica, de Groenlandsche z., uiterst belangrijk; alles van dit dier wordt door de Eskimo’s gebruikt: van de huid maken zij kleeren, van de darmen vensterruiten en touw, van de beenderen wapens ; het vleesch wordt gegeten. Andere soorten in het Baïkalmeer en in de Kaspische zee. — Verder de zee-olifant.