Willem (koningen van engeland) - naam van koningen van Engeland. Genoemd moeten worden:
W. I, de veroveraar, bastaardzoon van Robert van Normandië, had in 1047 den adel in ’t hertogdom Normandië aan zijn gezag onderworpen en was in 1051 door Eduard van Anglia als zijn opvolger aangewezen. Toen echter bij zijn dood Harold van Wessex de regeering wilde aanvaarden (1066), verscheen W. van Normandië met een leger in Anglia, versloeg en doodde zijn tegenstander bij Hastings (of Senlac; in de buurt van de Battle Abbey). Kent en Sussex dwong hij hem als koning te erkennen. De Angelsaksen zagen daarop af van allen tegenstand en erkenden W. als hun koning. Hiermede was gevormd het Anglo-Normandisch rijk, bestaande uit Anglia en Normandië. In de volgende jaren had W. nog te strijden in het Westen en Noorden van het tegenw. Engeland, maar in 1072 was alle tegenstand gebroken en was hij in het onbetwistbaar bezit van Anglia. De politiek van W. was gericht op het handhaven van zijn gezag ten opzichte van de Angelsaksen en van de Normandiërs.
Het eerste bereikte hij door het bouwen van kasteelen, welke dienden tot verblijf van garnizoenen (b.v. de Tower te Londen), door het vestigen van Normandiërs te midden van Angelsaksen en door het vormen van een ruitermacht. De Normandiërs beheerschte hij door de afschaffing van groote leenen en door aan de edelen goederen te geven, welke verspreid lagen. De kerk maakte hij aan zich ondergeschikt door bij voorkeur Normandiërs te benoemen tot bisschop of abt. Een poging van Ralph van Norfolk en Roger van Herefolk om zich te verzetten tegen de schikkingen van W. liep op niets uit. Ten einde de financiën in goeden toestand te brengen besloot W. over te gaan tot heffing van een grondbelasting, waartoe hij een onderzoek liet instellen naar het grondbezit. (Het Domesday book 1786). De Witenagemot, welke bestaan had in den Angelsaksischen tijd, verving hij door een raad, waarin naast bisschoppen en abten enkele aanzienlijke edelen zitting hadden. In 1087 kwam W. om in een oorlog tegen Philips I van Frankrijk. — W. II, tweede zoon van W. I, volgde zijn vader in 1087 op in Anglia en onderdrukte met behulp van de Angel-Saksers een opstand der Normandische edelen, die, onder leiding van Odo, bisschop van Bajeux, in verzet waren gekomen ten gunste van W.’s broer, Robert van Normandië. W. regeerde zeer willekeurig en werd hierin gesteund door zijn raadsman, Ranulf Flambard, bisschop van Durham.
In 1096 kreeg W. ook Normandië in zijn bezit, waardoor het Anglo-Normandische rijk weer was hersteld. Waarschijnlijk is hij tijdens de jacht vermoord in 1100. — W. III, uit het huis Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, was in 1688 door de Engelschen ter hulp geroepen tegen hun koning Jacobus II. Na diens verjaging wilde men in Engeland W.’s vrouw, Maria, tot koningin kronen, maar op de weigering van W. om zich tevreden te stellen met den titel Prins-Gemaal werd hij eveneens tot koning gekroond. Het parlement hield echter de macht in handen. Door de Mutiny-Act, waarbij aan W. de gelegenheid werd gegeven om door middel van krijgsraden de tucht te handhaven in het leger, slechts voor een zekeren tijd toe te staan, kreeg het Parlement feitelijk de controle over het leger in handen. Aan de Prot. dissenters werd door de Toleration Act (1689) gelegenheid gegeven, ambten te bekleeden. Bewegingen in de Schotsche hooglanden ten gunste van Jacobus II werden zonder veel moeite onderdrukt (1691-92), evenals die in Ierland (1689-90), welke eindigden met de onderwerping van dit land aan de Engelsche kroon en waarbij W. met onnoodige wreedheid is opgetreden. Toen de verwarring in het binnenlandsch bestuur toenam, verwijderde W. de Tories uit de regeering en verving hen door Whigs.
Tevens stelde hij in een college uit Whigs, hetwelk men kan beschouwen als den oorsprong van het moderne kabinet. In ’t bestuur kwam een belangrijke verandering door de Triennial Act, waarbij bepaald werd, dat het Parlement een zittingsduur had van 3 jaar (1694). Tot bevordering van den handel werd opgericht de Bank of England (1694), terwijl gezorgd werd voor een goede munt. Kort nadat door de Act of Settlement de Protest. opvolging in Engeland was gewaarborgd, stierf W. in 1702. Zijn werkzaamheden liggen hoofdzakelijk in de buitenl. polit., die hij voerde en waarbij hij zich keerde tegen de imperialistische pol. van Lodewijk XIV. — W. IV, zoon van George III, volgde zijn broer George IV op in 1830. Tijdens zijn regeering kwamen verschillende belangrijke wetten tot stand.
Nadat de Reform Act van 1832 mogelijk had gemaakt een samenstelling van het Parlement, welke meer in overeenstemming was met den stand der bevolking, kwamen verschillende belangrijke wetten tot stand. Nadat in 1833 de slavernij was afgeschaft, werd een regeling getroffen voor den kinderarbeid. De arbeidsduur werd voor kinderen tusschen 13 en 18 jaar vastgesteld op 12 uur en voor kinderen beneden 13 jaar op 8 uur. (First factory Act). Hiermede was de inmenging van den staat in het bedrijf begonnen. In 1837 stierf W. IV.