Wapenstilstand - (Fr. armistice). Krachtens het internationaal verdrag nopens de wetten en gebruiken van den oorlog te land, vastgesteld op de Haagsche Vredesconferenties op 29 Juli 1899 (zie Stb. 1900, no. 168) en 18 Oct. 1907 (zie Stb. 1910, no. 73) schorst de w. de krijgsverrichtingen door een wederkeerige overeenkomst tusschen de oorlogvoerende partijen. Indien de duur van den w. niet bepaald is, kunnen de oorlogvoerende partijen ten allen tijde de krijgsverrichtingen hervatten, mits de vijand, overeenkomstig de bepalingen van den w., binnen den afgesproken tijd vooruit gewaarschuwd zij (art. 36). De w. kan algemeen of plaatselijk zijn.
De eerste schorst de krijgsverrichtingen der oorlogvoerende staten overal; de tweede slechts tusschen bepaalde gedeelten der oorlogvoerende legers en binnen een bepaalden kring (art. 37). De w. moet officieel en tijdig aan de bevoegde overheden en aan de troepen worden bekend gemaakt. De vijandelijkheden worden onmiddellijk na de bekendmaking of op het bepaalde tijdstip geschorst (art. 38). Het hangt van de verdragsluitende partijen af om in de bepalingen van den w. het verkeer vast te stellen, dat op het oorlogstooneel mag plaats hebben met de bevolkingen en tusschen hen onderling (art. 39). Elke ernstige schennis van den w. door een der partijen geeft aan de andere het recht dien op te zeggen en zelfs in een dringend geval de vijandelijkheden onmiddellijk te hervatten (art. 40). De schennis van de bepalingen van den w. door particulieren, die uit eigen beweging handelen, geeft slechts recht om de bestraffing der schuldigen en, zoo daartoe aanleiding bestaat, schadevergoeding voor de geleden verliezen te vorderen (art. 41).