Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Wageningen (jacob van)

betekenis & definitie

Wageningen (jacob van) - Nederl. philoloog, geboren 1864 te Nijmegen, studeerde 1882—88 te Utrecht onder Van Herwerden, Francken, Wynne en Opzoomer, gepromoveerd 20 Oct. 1888 op een dissertatie over de Georgica van Vergilius, was in 1888 kortelijk praeceptor aan het gymn. te Tiel, dan 1888—1903 te Groningen en het laatste jaar conrector. Op 17 Oct. 1903 aanvaardde hij het hoogleeraarschap in de Lat. taal en letterk. aan de Univ. te Groningen met een rede Het karakteristieke in de Lat. taal en hare letterkunde. Werken : uitgaven v. Cebetis tabula (1903), Cicero's Caeliana (1908), Persius (1911), Manilius (1915), Seneca's Phaedra (1918), verder een Lat.-Nederl. woordenboek (1892—1900), Album Terentianum en Scaenica Romana (1907), een Commentarius in Manilii Astronomica (1921) en een Nederl. vertaling van het gedicht (1914). Voorts redevoeringen, artikelen in de Mnemosyne en andere tijdschriften.

< >