Viburnum - plantengeslacht der Caprifoliaceeën, met 100 soorten op het N. halfrond en in de tropen. Het zijn heesters met ongedeelde of gelobde bladeren en witte bloemen in tuilen. Bij vele soorten is een deel van de bloemen, en wel de randbloemen, onvruchtbaar en veel grooter dan de middelste, klokvormige bloemen. Hiertoe behoort o.a. V. Opulus, de Geldersche Roos of Sneeuwbal, een heester met 3—5-lobbige bladeren, die in boschrijke streken en aan den duinkant bij ons in het wild voorkomt.
Ook bij V. tomentosum, met eivormige bladeren, bestaan de bloemtuilen uit onaanzienlijke, vruchtbare bloemen en onvruchtbare randbloemen. Van beide soorten komen echter de meestal gekweekte „sneeuwbal”-variëteiten voor, waarbij al de bloemen onvruchtbaar zijn. De soorten V. Carlesi, V. Lantana en V. dentatum hebben alleen vruchtbare, witte bloemen. Vooral V. Carlesi behoort tot onze fraaiste bloemheesters. De bloemen gelijken in kleur, vorm, grootte en geur op die van Bouvardia. V. rhytidophyllum is altijdgroen.
De bloemen zijn wit en verschijnen in Mei. De vruchten zijn eerst rood, dan zwart vanaf Augustus tot October. V. tinus (Laurus tinus) uit Z.-Europa is een in het voorjaar fraai bloeiende koudekas-plant, echter langzaam groeiend en hierom minder gekweekt dan vroeger. Zij heeft overwinterende, donkergroene, ovale, glimmende bladeren, 5—8 c.M. lang en 3—6 c.M. breed, en witte, soms rosé getinte bloemen in tuilvormige bloeiwijzen aan den top van elk krachtig takje. Van V. prunifolium, een boomachtigen heester uit de Oostelijke en Middelste Staten van Noord-Amerika, wordt de gedroogde bast in de apotheek gebruikt.