Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tycho (tyge) brabe

betekenis & definitie

Tycho (tyge) brabe - beroemd Deensch sterrekundige, uit een oud-adellijk geslacht; geb. 1546 te Knudstrup op Schonen; hij werd door zijn ouders voor de studie der rechten bestemd, maar beoefende zijn lievelingsvak, de stemkunde, waar en wanneer hij maar kon. In 1565 erfde hij een aanzienlijk vermogen, zoodat hij zich van toen af ongehinderd aan zijn lievelingsstudie kon wijden. Hij begaf zich nu naar Wittenberg, later naar Rostock en Bazel. Zijn naam was reeds in de wetenschappelijke wereld bekend, toen hij in 1570 naar Denemarken terugkeerde.

Hij ging nu bij zijn oom Steen Bille wonen, en zette hier zijn astronomischen arbeid voort. In 1572 nam hij de Nieuwe Ster in Cassiopeia waar ; hij publiceerde daarover een studie, die zijn roem wijd en zijd verbreidde (De novâ stellâ, anni 1572, Hafniae 1573). In 1575 ondernam hij weer een groote reis naar Duitschland, Zwitserland en Italië, en bracht een langdurig bezoek aan den landgraaf Wilhelm van Hessen, die in Cassel een sterrewacht had gesticht; deze maakte den Deenschen koning Frederik II op de beteekenis van T. als astronoom opmerkzaam. Het gevolg was, dat de koning hem in 1576 het eiland Hven in den Sond afstond en hem een vast jaargeld gaf, terwijl hij aanbood, om daar de noodige gebouwen op te richten en instrumenten aan te schaffen. Zoo ontstond op dit eiland het in 1580 voltooide prachtige slot Uraniënborg met de sterrewacht Stjerneborg, waar T. tot 1597 werkzaam was. Hier werd de lange merkwaardige reeks van planetenwaarnemingen verricht, die later Kepler in staat zouden stellen, zijn beroemde wetten op te stellen. Tot de instrumenten, door T. zelven soms ontworpen of verbeterd, behoorden sextanten, armillairsferen, globes en muurkwadranten (waarvan er één een straal van meer dan 3 M. had); de nauwkeurigheid werd tot 2' opgevoerd, wat wel het uiterste is, wat zich bij waarnemingen, met het bloote oog verricht (de kijker is eerst in 1608 uitgevonden), bereiken laat. Uit heel Europa kwamen geleerden en zelfs vorsten T. op Hven bezoeken ; tot zijn leerlingen en medewerkers behoorden o. a. David Fabricius, J. Blaeu en Longomontanus.

De sterrewacht op Hven is door T. zelven beschreven in zijn bekende werk : Astronomiae instauratae mechanica (Wandsbeck 1598). Na den dood van koning Frederik II verloor T. de gunst der Deensche regeering. Om zijn trots en zijn zelfbewustheid had hij zich vele vijanden, door zijn succes veel benijders gemaakt. Walchendorff, een der rijksraden, die gedurende de minderjarigheid van Christiaan IV het bestuur voerden, was een zijner grootste tegenstanders. Door dezen zag hij zich zoo gedwarsboomd, dat hij in 1597 zijn vaderland voor goed verliet. Twee jaar later nam keizer Rudolf II hem als astronoom in dienst, en richtte te Praag een sterrewacht voor hem in. Hier overleed T. in 1601. De taak, zijn waarnemingen te bewerken, viel aan zijn beroemden assistent Kepler ten deel.

T. was een overtuigd aanhanger van de leerstellingen der astrologie. Het is zeker wel de zucht geweest, om betere grondslagen voor het trekken van den horoskoop te trekken, die hem tot het stelselmatige waarnemen, jaar in, jaar uit, van de planeten heeft gebracht. Voor het eerst werden nu, terwijl men vroeger alleen aandacht schonk aan de opposities der buitenplaneten, en de grootste Oostelijke en Westelijke elongaties der binnenplaneten, alle planeten geregeld achtervolgd. Had T. dit niet gedaan, dan was het natuurlijk aan Kepler onmogelijk geweest, zijn baanellipsen uit de waarnemingen af te leiden. Het is merkwaardig, dat aldus T.’s werk, voor een astrologisch doel begonnen, juist het verval der astrologie heeft veroorzaakt; want in het stelsel van Copernicus, waarvoor Kepler’s wetten de overwinning bevochten, was voor haar geen plaats meer. T.’s arbeid bepaalt zich intusschen niet tot zijn planetenwaarnemingen. Wij danken hem ook een aanmerkelijke verbetering van de precessieconstante, de ontdekking der variatie, een stemlijst van 1005 sterren (1580), alsmede het eerste duidelijke inzicht in de kosmische natuur der kometen: hij vond, dat de komeet van 1577 een onmerkbare parallaxis had en besloot daaruit, dat zij veel verder van ons af stond dan de maan. T.’s grootste verdienste is, dat hij de vader kan genoemd worden der praktische sterrekunde ; hij was de eerste, die de noodzakelijkheid inzag, een studie van de fouten der instumenten te maken, en het is hoofdzakelijk daardoor, dat zijn waarnemingen in nauwkeurigheid die van zijn voorgangers verre overtreffen.

Zijn talrijke astron. werken schreef hij in het Latijn. Zijn hoofdwerk is getiteld: Astronomiae instauratae progymnasmata (2 dln., Praag 1602). Het bevat, behalve zijn tallooze, in 20 jaren verrichte waarnemingen van zon, maan, planeten en vaste sterren, ook een beschrijving van het zonnestelsel, zooals zich T. dat voorstelde: de zon middelpunt van 5 planetenbanen, maar zelve draaiende om de aarde. Tegen een om de zon draaiende aarde had hij behalve gemoedsbezwaren de wetenschappelijke bedenking, dat de vaste sterren geen jaarlijksche parallaxis vertoonden. Zijn leven is beschreven door Gassendi (Parijs 1655); Pedersen (Kopenh. 1836); Friis (Kopenh. 1878), die ook zijn correspondentie in het licht gaf, en Dreyer (Londen 1890).

Zijn verzamelde werken, Opera omnia, verschenen in 1648 en werden in 1915 opnieuw, door Dreyer, uitgegeven (te Londen). In 1876 is te Kopenhagen een standbeeld voor hem opgericht. Zijn kostbare verzameling sterrek. instrumenten, door Rudolf II aangekocht, ging na den slag aan den Witten Berg grootendeels verloren ; alleen van een groot sextant te Praag weet men, dat het aan T. heeft toebehoord. De fundamenten van Uraniënborg en Stjerneborg werden in 1901 op Hven blootgelegd.

< >