Trust - Vorm van bedrijfs-concentratie, waarbij de verschillende bedrijven zich geheel onder één leiding (van trustees : vertrouwensmannen) stellen, zoodat zij hun zelfstandigheid verliezen. Veelal blijven de bedrijven als afzonderlijke naamlooze vennootschappen bestaan, maar wordt aan de trust (als holding-company) door het bezit van alle of althans van de meerderheid der aandeelen de zeggenschap (controle) over die bedrijven verzekerd. Vooral in Amerika heeft de trustvorming zich ontwikkeld. De wetgever heeft aldaar gemeend tegen te groote macht van de zijde der trusts te moeten front maken.
De volgende anti-trust-wetten zijn te noemen: Sherman-wet (1890), tolwetten van Wilson (1894) en Dingley (1897), Elkinswet (1903), Hepburnwet (1906). Voorbeelden van machtige Amerikaansche trusts zijn de petroleumtrust (Standard Oil Cy.), de staaltrust (U. S. Steel Corporation van 1901), de scheepvaarttrust (Intern. Mercantile Marine Cy van 1902), de kopertrust (Amalgamated Copper Cy. van 1899). — In Europa is een der belangrijkste trusts de Kon. Nederl. Mij. tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Ned. Indië, welke over de geheele wereld haar belangen hoeft. — Zie CONCENTRATIE.