Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Thuya

betekenis & definitie

Thuya - of Thuja, Levensboom, plantengeslacht der Coniferen, met 4 soorten, waarvan 2 in Japan en China en 2 in N.-Amerika. Zij zijn te onderscheiden door hun kegels met 3—4 paren van zaadschubben, waarvan de bovenste vaak steriel en vergroeid zijn. Zij behooren tot de Cypresachtigen onder de Coniferen. Het zijn altijd-groene boomen. — T. gigantea uit Japan heeft een breed pyramidale kroon en is aan te bevelen voor vrijstaande groepen in landschapstuin en monumentalen tuin. — T. occidentalis uit het O. van N.-Amerika is meer geschikt voor ommanteling en dekbeplanting, ook in stadstuinen, daar hij bestand is tegen rook en stof.

De variëteit pyramidalis stricta is vooral aan te bevelen voor het vormen van hagen. Th. plicata uit het W. van N.-Amerika, met de var. Warreana, wordt eveneens bij ons veel in tuinen aangeplant. Th. orientalis, ook Biota orientalis genoemd, uit China en Japan, onderscheidt zich o.m. van de vorige door de 3 paar zaadschubben in den kegel, waarvan de 2 bovenste steriel zijn, en door de ongevleugelde zaden. Wordt ook in tuinen bij ons algemeen aangeplant.

< >