Thracië - oudtijds het land ten N. der Aegeïsche zee en der Propontis tot aan den Pontus Euxinus, bezet met Gr. volkplantingen, bewoond door krijgshaftige en roofzieke stammen, verwant met de Phrygiërs (zie PHRYGIË). Zij werden gemakkelijk door de Perzen overwonnen, maar nadat dezen door de Gr. verslagen waren, gelukte het een Thracisch vorst Sitalees een Thracisch rijk te stichten. Later heeft Macedonia onder Philippus en Alexander den Groote T. ingepalmd, maar na den dood van Lysimachus ging de Macedonische overheersching te gronde en allengs kwam het land onder de Rom., die de streek tusschen den Donau en den Haemus den naam van Moesia gaven.
De voornaamste volken van T. waren de Cicones in ’t Z., de Odrysae aan den Hebrus, de Bessi in ’t Haemusgebergte. De mythe van Orpheus behoort in T. thuis. — Thans wordt onder T. meestal verstaan het gebied tusschen het Rhodope-geb. en Constantinopel, een steppeland bewoond door Turken (vooral in ’t O.), Bulgaren (meest in ’t W.) en Grieken (aan de kust).