Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Telefoon

betekenis & definitie

Telefoon - inrichting voor het overbrengen van het gesproken woord over groote afstanden. De naam t. wordt zoowel gegeven aan een volledig t.-net als aan een t.-lijn, t.-toestel en het instrument, dat gedurende het telefoneeren aan het oor gehouden wordt. Dit laatste is echter als de eigenlijke t. te beschouwen. Na herhaalde pogingen door verschillende personen, gelukte het in 1877 aan Graham Bell een instrument samen te stellen, waarmede het gesproken woord op bevredigende wijze langs electrischen weg kon worden overgebracht.

Aan dit instrument, dat merkwaardigerwijze thans nog in hoofdzakelijk denzelfden vorm gebruikt wordt, werd de naam t. gegeven (zie fig.). A is een permanente magneet, voorzien van een weekijzeren poolstuk a. Dit laatste bevindt zich op zeer korten afstand van het middelpunt van een cirkelvormige ijzeren trilplaat p, in een houten omhulsel ingeklemd en waarvoor zich een geluidtrechter J bevindt. Om a is een spoel B, gewikkeld met dun geïsoleerd koperdraad, aangebracht, waarvan de uiteinden aan de klemschroeven D eindigen. Wordt nu voor J gesproken, dan gaat p in overeenstemming met de luchttrillingen medetrillen en komt daarbij afwisselend dichter bij of op grooter afstand van a. Dit heeft tengevolge, dat het magnetisch veld in a in sterkte wisselt, weder geheel in overeenstemming met de geluidstrillingen. Door die veranderingen in het magnetisch veld, worden in de omwindingen van B door inductie electrische spanningen opgewekt. Verbindt men nu de klemmen D door middel van geïsoleerde geleiddraden over een afstand, welke tientallen kilometers kan bedragen, met de klemmen D van een andere t., dan ontstaan snel wisselende stroomen in de spoel B van de andere t. Het poolstuk a trekt daardoor de trilplaat afwisselend meer of minder aan en indien men J tegen het oor houdt, wordt daarin het op afstand gesprokene vernomen. Ook in tegengestelde richting kan met dezelfde t. gesproken worden, doordat de zendende en ontvangende t. van dezelfde constructie zijn. Het heen- en weerspreken werd reeds spoedig vergemakkelijkt door aan iedere zijde van de lijn twee t. aan te brengen, waarvan één steeds aan het oor gehouden werd en de andere steeds diende om in te spreken. De t.-stroomen waren zeer zwak en de afstand, waarover men gemeenschap kon krijgen, zeer beperkt.

Een groote verbetering in dit opzicht werd verkregen door de uitvinding van de microfoon door Hughes (1878). De t. wordt sindsdien slechts als ontvangtoestel gebezigd. Zoowel de t. als de microfoon, de middelen voor het wekken en de samenstelling der t.-toestellen, ondergingen voortdurend verbeteringen. Zoo worden thans nog slechts tweepolige t. gebezigd, waarbij òf de beide polen van een hoefmagneet tegenover de trilplaat zijn aangebracht, òf waarin de trilplaat met een der polen is verbonden. Ook wordt de t. thans gewoonlijk met de microfoon tot een telemicrofoon vereenigd. Werden t.-verbindingen aanvankelijk slechts plaatselijk gebezigd en tot locale netten met centraalbureel uitgebreid, door de aangebrachte verbeteringen ontstond ook interlocaal en internationaal t.-verkeer. Daartoe werden aanvankelijk koperen geleiddraden van groote doorsnede gebezigd. Door de uitvinding der Pupinspoelen (zie SPOEL) kon de spreekafstand nog verder vergroot worden bij dezelfde draaddoorsnede, terwijl het daardoor vooral ook mogelijk werd over groote kabellengten te telefoneeren.

Meer intensief verkeer over aanwezige draden werd verkregen door toepassing van duplexschakelingen, waardoor drie onafhankelijke gesprekken op twee dubbeldraadsverbindingen gevoerd kunnen worden. Sinds practisch bruikbare geluidversterkers of t.-relais (zie ook RADIOLAMP) beschikbaar zijn, is de afstand, waarover t. verkeer mogelijk is, nagenoeg onbegrensd. In den laatsten tijd worden ook ongedempte hoogfrequente aethergolven als dragers voor telefoonstroomen toegepast, waardoor meervoudige telefonie langs lijnen en draadlooze telefonie mogelijk werd. Door al deze verbeteringen en nieuwe toepassingen, heeft zich uit de eenvoudige t. van Bell een der meest gecompliceerde onderdeelen der electrotechniek ontwikkeld. De t. van Bell is daarbij echter nog steeds onmisbaar gebleven, hoewel deze niet het eenige hulpmiddel vormt, om telefoonstroomen in hoorbare luchttrillingen om te zetten. Zoo geeft een condensator, welke door een batterij steeds onder spanning gehouden wordt, ook het geluid weer, indien telefoonstroomen erdoor geleid worden. Meer practische toepassing heeft de thermo-t. gevonden. Hierin worden de telefoonstroomen geleid door een zeer dunnen platinadraad, welke door middel van een batterij op gloeihitte gehouden wordt.

Door meerdere of mindere uitzetting wordt de lucht dan in trilling gebracht. In den allerlaatsten tijd is ook de eigenschap van sommige lithografische steenen, het geluid weer te geven, ontdekt. Deze steenen worden daartoe tusschen een vasten en een bewegenden geleider geklemd, tusschen welke geleiders, behalve een gelijkstroomspanning, de telefoonspanningen worden aangelegd. Geen dezer inrichtingen heeft echter de magnetische t. verdrongen. Een reglement voor den dienst der Rijkstelefoon is vastgesteld bij K. B. van 6 Dec. 1919, Stb. 803, laatstelijk gew. 4 Mrt. 1922, Stb. 96. — Het telef.verkeer met het buitenland is met enkele staten bij bijzondere verdragen geregeld; zie b.v. het verdrag van Parijs van 15 Sept. 1911 tot regeling van den dienst der telefoongemeenschap tusschen Nederl. en Frankrijk over België (Stb. 1913, No. 46). Zie TELEGRAAF.

< >