Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tapir

betekenis & definitie

Tapirus, zoogdier behoorende tot de onparighoevigen. Dicht behaard; bovenlip en neus vormen een korte, bewegelijke slurf; staart zeer kort. Vóór met 4, achter met 3 teenen, die met ovale hoeven bekleed zijn. Kiezen met twee dwars jukken.

Leeft eenzaam; veelal nachtdier, ongevaarlijk voor den mensch. Wordt in eenige soorten gevonden in Centraal- en Z.-Amerika, terwijl ook een soort voorkomt in O.-Azië, Sumatra en Borneo ; deze laatste is de grootste, tot 2 M. lang en 1,5 M. hoog. De dieren leven van gras, wortels, bladeren, enz. en houden zich gaarne in waterrijke streken op.

< >