Staring (winand carel hugo) - de vader van de geologie van ons land en bekend landbouwkundige, werd in 1808 als zoon van den bekenden dichter A. C. W. Staring geboren op den Wildenborch bij Lochem. Hij studeerde van 1827 af te Leiden, eerst in de rechten, later in de natuurwetenschappen en promoveerde in 1833 op het proefschrift: Specimen de Geologia Patriae. Daarna nam hij het beheer van het landgoed van zijn vader op en vervulde gedurende eenigen tijd de functie van griffier bij het vrederecht te Vorden, daarna bij het kantongerecht te Lochem. Op het landgoed zette hij zijn wetenschappelijk werk voort, voornamelijk op geologisch en landbouwkundig gebied.
Toch bewoog hij zich als veelzijdig man ook op ander gebied, getuige o. a. zijn werk: De binnen- en buitenlandsche maten, gewichten en munten van vroeger en tegenwoordig. Van zijn geologischen arbeid getuigen talrijke grootere en kleinere geschriften en zijn naam zal onafscheidelijk verbonden blijven aan de geologie van ons land. Reeds in 1844 verschenen o. a.: Proef eener Nederlandsche kunstspraak (terminologie) voor de aardkunde of geologie ; verder o. a. Aanteekeningen betreffende de aardkunde van Nederland, De aardkunde en de landbouw van Nederland, Aardkunde van Twente, De aardkunde van Salland en het land van Vollenhoven, Over de geologie van Overijsel, De geologie van Nederland, De venen (en de veenwording) in Nederland, Het eiland Urk volgens den hoogleeraar P. Hartimg en het Nederlandsch Diluvium, De keijen onzer heidevelden, Voormaals en thans en De bodem van Nederland. Het laatste werk is zijn belangrijkste verhandeling geweest. Het is echter de vraag, of zijn bekende Geologische kaart van Nederland niet van nog grooter beteekenis geweest is. Door deze kaart stond Nederland langen tijd aan de spits op het gebied van geologische landkaarten. Te voren, in 1844, was reeds van hem verschenen een andere kaart, n.l. Proef eener geologische kaart van de Nederlanden.
Later gaf hij uit zijn landbouwkaart en zijn schoolkaart. Op landbouwkundig gebied maakte hij zich naam niet alleen door zijn publicaties, doch ook door zijn verdere pogingen tot ontwikkeling van den landbouw. Zoo nam hij het initiatief tot de oprichting van de Geldersche Maatschappij van Landbouw en gedurende vele jaren redigeerde hij mede de Landbouw Courant. Hij bepleitte de oprichting eener landbouwhoogeschool in zijn werk: Over de oprichting eener Nederlandsche Hoogeschool voor den landbouw. Verdere geschriften op landbouwkundig gebied zijn o. a. zijn: Huisboek voor den landman en Landbouwlessen, in 1862 te Londen verzameld. In 1878 overleed S. op de Boekhorst.