Spitsbergen - archipel in de Noordelijke Ijszee, tusschen Groenland en Nova Zembla, 64.290 K.M.2 groot; niet blijvend bewoond, 3 groote eilanden : West.-S., Noordoostland, Edgeeiland. In 1596 door Barendsz., Rijp en Heemskerk ontdekt. De eerste Hollandsche kaart er van verscheen in 1662. De geheele groep bestaat uit de overblijfselen van een tafelland, dat zich tot 1700 M. verheft en dat zich grootendeels onder een 6 a 600 M. ijsdek bevindt.
Talrijke gletsjers reiken tot in zee. Steenkolen komen op verschillende plaatsen o. a. bij den IJsfjord, voor. De gemiddelde jaartemperatuur berekent Hann op —7.6° C., voor de koudste maand —17° en voor Juli + 4,8° C. Talrijke toeristen en jagers bezoeken de eilandengroep. De Noorsche Compagnie heeft er een tijdlang’s zomers een vestiging Smerenburg onderhouden. In de 19de eeuw is de eilandengroep wetenschappelijk onderzocht o. a. door Parry (1827), Torell en Nordenskjold (1858—73, geologisch vooral), Conway (1896—97, bergbestijgingen), Nathorst (1898) en de Zweedsch-Russ. opnemingsexp. (1899—1901). Daar zij feitelijk aan niemand behoorde en bovendien aanwezigheid van steenkool bekend was, zijn in 1910 en 1912 conferenties vanwege versch. mogendheden gehouden ; op die van 1912 is een regeling tot 1930 vastgesteld.
Sp. blijft neutraal, een condominium van Noorwegen, Zweden en Rusland. Politietoezicht en jurisdictie oefent Noorwegen uit. Exploitatie van delfstoffen is vrij. Hiervan heeft ook een Ned. maatsch. gebruik gemaakt : in 1921 zijn ladingen steenkool te Rotterdam aangevoerd. Litt.: o. a. Conway, First Crossing of Sp. (1897); dezelfde, Early Dutch and English voyages to Sp. in the 17the cent. (Cambr. 1906); Holmsen, Spitzbergens natur. og historie (Christ. 1911, De vert. 1912); Nansen, Spitzbergen 1922.