Southey (Robert), Eng. dichter, 1774—1843, geb. te Bristol, werd opgevoed op Westminster School, werd hiervan weggestuurd na het schrijven van een artikel in een schoolblad ; stud. te Oxford, waar hij zich onderscheidde door zijn geestdrift voor de Fransche revolutie. In 1794 schreef hij zijn revolutionnair jeugddrama Wat Tyler. Met Coleridge en eenige anderen wilde hij een soort van gemeenebest (Pantisocracy) stichten in Amerika, waarin allen gelijk zouden zijn. Dit plan bleek onuitvoerbaar.
S. huwde in 1795 Edith Fricker (die met haar zusters ook deel zou uitmaken van de Pantisocracy) en werd zoo de zwager van Coleridge. Na zijn huwelijk ging S. naar Lissabon, waar hij zich groote kennis van de litt. en de geschiedenis van Spanje en Portugal verwierf. Na zijn terugkeer in Engeland wisselde hij steeds van betrekking. In 1803 vestigde hij zich te Keswick in het Lake District, waar hij een vredig rustig bestaan leidde, hard werkende om zijn gezin en dat van Coleridge te onderhouden. Hij wijdde zich geheel aan de letterkunde. Hij was ondertusschen conservatief geworden, kreeg een jaargeld van de Regeering, werd Poet Laureate (1813). In 1837 stierf zijn vrouw en in 1839 huwde hij de dichteres en schrijfster Caroline Anna Bowles, die o. a. „Ellen Fitzarthur”, „Chapters on Churchyards”, „Tales of the Factories” geschreven had. Meer en meer begonnen zich bij S. teekenen van geestelijken achteruitgang te vertoonen.
S. schreef een zeer groot aantal werken. In 1795 verscheen Joan of Arc, waaruit ’s dichters drang naar vrijheid sprak. Daarop volgden Thalaba, the Destroyer (1801), een pseudo-Oostersch gedicht, dat schoone passages bevat; Madoc (1805); The Curse of Kehama, een Hindoesch verhaal (1810); Roderick, the Last of the Goths (1814), het beste van zijn lange gedichten. Al deze werken werden in S.'s dagen veel gelezen. Voor den modernen smaak zijn zij te langdradig en te onwaarschijnlijk.
Van veel meer bekendheid zijn de korte gedichtjes, zooals Lord William ; Mary the Maid of the Inn ; The Well of St. Keyne; The Battle of Blenheim; The Incheape Rock. Verder is S. de schrijver van verschillende prozawerken, waarvan wel het meest bekend is zijn Life of Nelson (1813), van meer waarde uit een literair dan uit een historisch oogpunt. Verder: Eistory of Brazil (1810—19) ; Life of Wesley ; History of the Peninsular War (1823—32), alle in zeer zuiver Engelsch geschreven.