Sjiieten - oorspronkelijk de partij van Ali, schoonzoon van Mohammed, die aan hem en zijn afstammelingen het uitsluitend recht toekende, om den Profeet als hoofd der Moslims op te volgen. Na den dood van Ali vormden zij de oppositie in den Islam en verwekten herhaaldelijk opstanden tegen de regeerende khaliefen, die eerst na drie eeuwen met eenig succes werden bekroond door het optreden der Boejiden en Fatimiden. (Zie deze artikels). Na den ondergang dezer dynastieën verloren zij onder de Seldjoeken en later onder de Mongolen hun politieke beteekenis, maar leefden als religieuse secte voort, hoofdzakelijk zich hierin onderscheidend van de orthodoxe Mohammedanen (Sonnieten), dat zij alleen aan hun overlevering, die geacht wordt van Ali en diens afstammelingen afkomstig te zijn, gezag toekenden. De Safawiden, die in het begin der 16de eeuw de macht in Perzië veroverden, maakten echter het Sjiietisme tot den staatsgodsdienst in hun rijk, wat het sedert dien tijd gebleven is, niettegenstaande een mislukte poging van Nadir, sjâh om hen met de Sonnieten te verzoenen.
De imams, afstammelingen van Ali ten getale van 12, Ali zelf daarbij gerekend, genieten dan ook in Perzië hooge vereering. Op hun graven te Mesjhed, Kerbela, Nedjef, Bagdad, Samarra zijn groote mausoleeën opgericht, waarheen de geloovigen ijverig pelgrimstochten ondernemen. Men gelooft, dat de 12de imam niet gestorven is, maar zich slechts verborgen houdt en te zijner tijd weer zal verschijnen. Behalve in Perzië is er ook in Britsch-Indië onder de Mohammedanen een kleine minderheid S. evenals men ze, hier en daar verstrooid, ook in andere Moh. landen vindt.