Sinaï - gebergte en schiereiland tusschen de Golf van Suez en die van Akaba. Het bestaat uit gneis, graniet, dioriet en porphyr. De hoogste verheffingen liggen in het Z., n.l.: de Dzjebel Moesa (2244 M.) en de Dzj. Katherin (2600 M.), in het W. bereikt de Dzj.
Serbâl, die voor den berg der Mozaïsche wetgeving gehouden wordt, 2050 M. ’t Zijn indrukwekkende, tamelijk geïsoleerd staande, steile, in verkloofde toppen eindigende bergmassa’s. In het N. eindigt het gebergte in een halven cirkel, de Dzj. e’Tih. Hierover gaat de 1260 M. hooge Mrechi-pas naar de woestijn e’Tih. De toppen dragen kapellen, moskeeën en oude kloosters, zooals het St. Catharina-klooster op den Dzj, Kathrin.
In ’t algemeen heeft de S. woestijnkarakter; slechts plaatselijk vindt men eenigen armoedigen plantengroei. Staatkundig behoort S. tot Egypte. S. of „de berg Gods”, later vaak vereenzelvigd met den Horeb, is de berg, waarbij, vgl. oud-Israëliet. overlevering, het verbond tusschen Jahwe en Israël is gesloten na den uittocht uit Egypte, en van welks top Jahwe zijn wet (zie DECALOOG) heeft afgekondigd. — De ligging is geheel onzeker; de traditioneele vereenzelving met den djèbel Katarîn („berg van het Sint Catharina-klooster”) op het Sinai-schiereiland, is zeker onjuist. Misschien bij Kades.