Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sigismund (keizer)

betekenis & definitie

Sigismund (keizer) - keizer van ‘t Duitsche Rijk, was, toen hij in Sept. 1410 na den dood van Ruprecht van den Palts gekozen werd tot Roomsch koning door de Rijnsche keurvorsten, koning van Hongarije. Na den dood van den tegenover hem gekozen Joost van Moravië en Brandenburg (Jan. 1411) en nadat Wenzel van de rijksregeering had afgezien, trad S. op als heerscher over het geheele rijk. Hoewel hij onder zijn rechtstreeksch gezag een belangrijk gebied had, kon hij wegens den slechten toestand dier landschappen van deze geen gebruik maken om zijn gezag in ’t rijk te vestigen. Kort na zijn verkiezing tot koning zette S. zich aan ’t werk om ‘t schisma in de Kath. kerk te beëindigen, hetgeen op ’t concilie van Pisa — later verplaatst naar Rome — wegens onvoldoende deelname mislukt was (1412).

Na paus Johannes XXIII en de partij van paus Benedictus XIII overgehaald te hebben de beslissing over te laten aan een concilie, komt dit in Nov. 1414 te Constanz bijeen, ’t Concilie, dat op voorstel van d’Ailly besloten had niet eerder uiteen te gaan voordat de rust in de kerk hersteld was (Maart 1415), zette Johannes XXIII af en liet hem, toen hij tevergeefs beproefd had te vluchten, gevangen zetten (Mei 1415). Gregorius XII deed in Juli 1415 afstand, en toen Benedictus XII weigerde zijn waardigheid neer te leggen, zette het concilie ook hem af. Hij bleef zich evenwel in Peniscola als paus gedragen (Schisma van Peniscola 1417—1429). Hierop hield ’t concilie zich bezig met Johannes Hus, die in Bohemen de denkbeelden van Wiclif verkondigde. Ondanks ’t vrijgeleide hem door S. verleend, werd hij gevangen genomen op last van ’t concilie, dat hem in Juli 1415 tot den dood op den brandstapel veroordeelde. Het gevolg van deze handeling was, dat er in Bohemen een opstand uitbreekt van de volgelingen van Hus (Hussieten), welke in beteekenis toenam, toen S., die in Aug. 1419 koning van Bohemen was geworden na den dood van Wenzel, te kennen gaf, dat hij de leer van Hus krachtig wilde bestrijden. Onder leiding van Ziska versloegen de Bohemers de troepen van S. bij Praag en Wyschehrad en verklaarden zij S. vervallen van den troon. Van ’t rijk, waarin hij vruchteloos beproefd had hervormingen in te voeren, geen steun te verwachten hebbende, daarbij in strijd gewikkeld met de Turken, die Hongarije bedreigden, kon S. weinig uitrichten.

Met groote moeite gelukte het hem Moravië te behouden (1421), maar na de nederlaag, die hij leed bij Deutsch-Brod (1422), werd de toestand voor hem zorgelijk, ’t Was een geluk voor ’t Duitsche Rijk, dat er onder de Bohemers verdeeldheid kwam, hetgeen nog toenam na Ziska’s dood. In deze jaren gelukte het S. zijn positie te versterken. Door ’t verleenen van ’t keurv. Brandenburg aan zijn raadsman Frederik van Hohenzollern (1417), had hij dit landschap op zijn hand gekregen, terwijl hij door de schenking van ’t keurv. Saksen aan Frederik van Meiszen (1423), ook deze aan zijn zijde kreeg. Ondertusschen was in Bohemen de toestand veranderd. De uiterste elementen, geleid door Procopius, hadden de overhand gekregen. Zij begonnen een offensief, waardoor de omliggende landen zwaar te lijden kregen en waartegen S., die niet geslaagd was een rijksleger op de been te brengen door den tegenstand der steden, niets kon uitrichten.

Een troepenmacht, uitgerust door Frederik van Brandenburg, richtte evenmin iets uit. Er kwam daarop een concilie bijeen te Bazel, dat de Boh. zaken zou regelen (1431). In 1433, kort nadat S. tot keizer was gekroond te Rome, kwam de vrede tot stand (de z.g.n. Prager Compactaten). Na in 1436 de Prager Comp. bevestigd te hebben stierf S. in 1437. Litt.: Bronnen. Altmann, Reg. imperii XI; Altmann, Urk., Beitr. zur Gesch. Kaiser Sig. (M. I. O. G. XVIII) ; Andreas Presbyter, Chron. generale (Thes. an.

IV 3) ; Diarium semennale (Scr. rexe. Boic. I); Deutsche Reichstagsakten unter K. Sigismund. Schrijvers. Aschbach, Gesch. Kaiser Sigmunds (4 Bnd.) ; Lindner, Kaiser Sigmund (A. D. B. XXXIV).

< >