Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sfinx

betekenis & definitie

Sfinx - komt het eerst in Egypte voor als liggende leeuw met menschenkop, later met allerlei varianten (rams- of valken-kop) en allerlei variaties in de houding. In het algemeen kan men zeggen, dat in het Oude Rijk de liggende, in het Middenrijk de staande, in het Nieuwe Rijk de zittende houding het meest op den voorgrond treedt. Een veel voorkomende houding sedert het Nieuwe Rijk is : de s., die zijn vijanden neerwerpt. Bij den Egyptischen s. denken wij het eerst aan den reuzen-s. te Gizeh bij de pyramide van Cheops: een leeuwenlichaam met menschenkop.

Onbekend is, wie hem bouwde ; zelfs de eeuw, waarin hij werd gebouwd, is niet bekend. Hij is 20 M. hoog, 67 M. lang, zijn gezicht is naar het O. gekeerd. Hij is geheel uit de rots gehouwen. Hij heet in de Egyptische teksten: Hr-m-iahu.t, d. i. „Horus in den horizont”. De Grieken vertaalden het door: Harmachis. Horus is de jonge zonnegod. Volgens dezen naam dus — die echter pas in het Nieuwe Rijk voorkomt — is de s. het beeld van de opgaande zon als god gedacht. Nu staat het vast, dat de s. te Gizeh oorspronkel. bedoelt den koning voor te stellen ; ook wordt in de kleinere s. — en niet zelden — getracht de gelaatstrekken van den heerschenden koning weer te geven.

Wij zouden dus een overgang in beteekenis moeten aannemen van koning naar zonnegod. Nu is dat volgens Egyptische voorstelling nauwelijks een overgang : de Farao is reeds in het Oude Rijk de zoon van den zonnegod; de troonsbestijging van den koning wordt genoemd met hetzelfde woord als het opgaan der zon. In elk geval is voor het latere Egyptisch bewustzijn de s. in de eerste plaats het beeld van de opgaande zon, van het ontwakend leven. Het s.-symbool werd in Egypte geweldig populair : bij tempels, graven, op de wanden der pylonen, ter versiering van huiselijk gereedschap, op scarabaeën, enz., overal treft men het aan, gebeeldhouwd, geschilderd en in relief, staande, liggende, hurkende, met gesloten of uitgespreide vleugels, soms met menschenhanden voorzien. Het getal typen werd aldoor grooter. In dit stadium kwam de s. naar Griekenland, zonder dat de Grieken wisten, vanwaar hij kwam. Hij kreeg hier een eigen type en een eigen vorm. Vooral het grijp-vogel-type overweegt, reeds in de Kretensisch-Myceensche periode.

Toch komen ook allerlei andere vormen voor. De tallooze afbeeldingen van Keren, Erinyen, Harpyen, Sirenen, e. d. zijn met s.-motieven voorgesteld. De Grieken noemen deze figuren niet s., maar strinx, d. i. Wurgers. Deze naam schijnt niet anders te zijn dan een variant op den naam s., die ook „wurger” beteekent. In Griekenland zijn de s.-figuren niet als in Egypte, het beeld van het ontwakend leven maar doodsengelen. Naast deze veelvormige figuren vinden we in Griekenland, (evenals in Egypte „de” s. van Gizeh), één bepaalde s.-figuur : een leeuwenlichaam met vrouwenborst en vrouwenhoofd. Aan die figuur knoopt aan het z.g.n. „raadsel” van den s., dat met den Egyptischen s. niets te maken heeft : „Wat is ’s morgens viervoetig, ’s middags tweevoetig, !s avonds drievoetig” ? Omtrent de beteekenis van dezen mythologischen s. zijn in ouderen en nieuweren tijd tallooze gissingen uitgesproken, maar het „raadsel” van den s. blijft.

< >