Serradella - (Ornithopus sativus), verwant met het inlandsche vogelpootje (O. perpusillus). S. is een vlinderbloemig gewas, dat op de zandgronden dikwijls met succes de klaver vervangt. Het doel van den verbouw is het winnen van veevoeder of om het gewas onder te ploegen voor groene bemesting. S. is éénjarig.
Zij vormt een krachtigen, diepgaanden penwortel met talrijke zijwortels ; ook deze sterke wortelontwikkeling verbetert den grond in hooge mate voor een volgend gewas. S. eischt een behoorlijk vruchtbaren zandgrond, liefst iets leemhoudend en verder diep los. Op zure, natte en onkruidrijke akkers gelukt de verbouw niet. Op ontginningen is dikwijls een enting van den grond met de noodige stikstof-verzamelende wortelknolbacteriën zeer gewenscht. De zaden (elk zaadje nog omhuld door een lid van de peul) worden vroeg in ’t voorjaar gezaaid, 30 a 40 K.G. per H.A. Het jonge plantje ontwikkelt zich bovenaardsch aanvankelijk zeer langzaam ; later vormt zich een groote massa half-liggende, lange stengels. S. wordt als hoofdgewas verbouwd, in den regel evenwel als ondergewas in een graangewas.
In het laatste geval komt de eigenlijke ontwikkeling pas na het oogsten der dekvrucht. S. levert een uitstekend, eiwitrijk veevoeder, hetzij als weide- of groenvoeder, hetzij in den vorm van persvoeder of hooi. Naast de vele goede eigenschappen heeft s. het groote nadeel dikwijls de oorzaak te worden van een groote onkruidvervuiling van den akker, in ’t bijzonder met kweek. Te groote uitbreiding mag daarom aan den verbouw niet worden gegeven. Het is de laatste jaren vooral in de Oostelijke provinciën als veevoeder ingevoerd. Het wordt vooral aangeraden als verbouw in de plaats van knollen, die een harde en onsmakelijke boter geven.