Schildpadden (dier) - Chelonia, een order der Kruipende dieren. Terstond te herkennen aan den gepantserden romp, den plompen kop met kaken, die nooit tanden dragen, maar met hoornscheeden (snavel) bedekt zijn; pooten zuilvormig. Het pantser bestaat uit een rug- en buikschild. Het rugschild is min of meer bol, het buikschild meer vlak en van verschillenden vorm.
Beide bestaan uit beenplaten en worden gedekt door hoornplaten (schildpad), die door de opperhuid worden gevormd. Meer dan 200 soorten zijn bekend. Het zijn trage, langzame dieren, zeer taai van leven. Naar de levenswijze onderscheidt men 4 groepen. De landschildpadden zijn meestal hooggewelfd en zwaar gepantserd; de pooten zijn kort en bezitten geen zichtbare teenen (klompvoeten); zij kunnen kop en pooten geheel intrekken. Voeden zich in hoofdzaak met planten, maar ook met insecten, wormen, enz. Het meest bekend is de Grieksche schildpad. Hiertoe behooren ook de Reuzenschildpadden.
De talrijke andere soorten leven in warme gewesten, behalve in Australië. De moerassch. leven in moerassen, rivieren, meren, enz., zijn uitstekend ingericht voor het leven in water, bewegen zich echter langzaam op het land. Voeden zich in hoofdzaak met waterdieren, vogels en kleine zoogdieren; somtijds planteneters. Pooten kort met breede voeten, die met de geheele zool op den grond rusten, teenen vrij bewegelijk, door zwemvliezen verbonden. De meest bekende is de Europeesche moerasschildpad (zie plaat Schildpadden II, fig. 2). Een der vreemdsoortigste vormen is de Grootkoppige sch. (Platysternum megacephalum, fig. 1), ter lengte van 40 c.M.; leeft in de rivieren van AchterIndië en Z.-China. De riviersch. kunnen den langen hals niet in het schild terugtrekken; bezitten zwemvoeten, voorzien van nagels; het rugschild is vlak, ovaal. Leven in rivieren.
De Matamata (Chelys fimbriata, plaat I, fig. 1), ter lengte van ruim 2 M., leeft in de Amazone en andere rivieren van Guyana on N.-Brazilië; voeden zich met visch. De Arraoe (Podocnemis expansa, fig. 3), bekend uit de beschrijving van A. van Humboldt, bewoont de rivieren van Z.-Amerika ; vooral de eieren dezer soort worden gebruikt, omdat zij een olie bevatten, die zeer geschikt is om te branden en voor spijsbereiding. De zeeschildpadden zijn echte waterdieren, komen slechts op het land om eieren te leggen. Lichaam plat; breede en lange vinvoeten. De meest bekende is de Caretschildpad.
Een afwijkende vorm is de drieklauwsch. (Trionyx ferox, fig. 2), uit de rivieren van het Z.O. der Ver. Staten; wordt meer dan 1,5 M. lang ; het pantser bezit geen hoornplaten, maar is alleen bedekt door zachte huid. Leeft van waterdieren en jonge vogels, kan schadelijk worden. Een geheel anderen bouw heeft de ledersch. (Dermochelys coriacea, plaat I, fig. 4), bij welken vorm de wervels en ribben, die bij alle andere sch. opgenomen zijn in het rugschild, vrij zijn. Het rugschild bestaat uit talrijke, in reeksen geplaatste, kleine beenplaten ; vandaar dat de huid eenigszins lederachtig aandoet; kan 2 M. lang en 600 K.G. zwaar worden; bewoont alle zeeën tusschen de keerkringen.