Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sangi-eilanden

betekenis & definitie

Sangi-eilanden - een groep van kleine bergachtige eilanden, tusschen de N.O.-kust van Celebes en het eiland Mindanao, vormende een onderafd. der afd. Měnado van de res. Měnado. De voornaamste zijn: Groot-Sangi met ± 60.000 inw., voorts Siaoe met ± 40.000 inw. en Tagoelandang met ± 7000 inw.

De onderafd. is verdeeld in de 5 landschappen: Kandhar Taroena, Manganitoe, Taboekan, Siaoe en Tagoelandang, elk landschap bestuurd door een radja met zijn mantri’s. Verschillende eil. zijn vulkanisch: op Sangi de Goenoeng Awoe en op Siaoe eveneens de G. Awoe. De bewoners, die bijna allen Christenen zijn, bestaan vooral van landbouw, inzonderheid klapperteelt; onder de voortbrengselen der nijverheid nam vroeger het koffo-weefsel, van vezels der Manillahennep, een voorname plaats in; thans worden nog veel vaartuigen vervaardigd. De taal, het Sangireesch, behoort tot de Filippijnsche taalgroep en kenmerkt zich o. a. door het ver doorgevoerde gebruik van omschrijvingen, oudere woorden, enz., die, vooral vroeger, op zee gebruikt moesten worden, om de geesten niet met de plannen der opvarenden bekend te maken; zoo is een z.g.n. „zeetaal”, het Sasahara, ontstaan; ook worden of werden die woorden wel in de beleefde taal gebruikt, en evenzoo in de Sangireesche poëzie, die zich door een soortgelijk parallelisme, als in de Hebreeuwsche poëzie voorkomt, onderscheidt. Litt.: o. a. Mededeel. van het Encycl.

Bureau, afl. 2, p. 5-82, en voor de taal: Dr. N. Adriani, Sangireesche Spraakkunst; id., Sangireesche Teksten met aant. en vert. in Bijdr. Kon. Inst. van de T., L.- en V. van N. I., volgnr. 5, dl. VIII, IX en X (afzonderlijk uitgegeven 1894, den Haag, M. Nijhoff).

< >