Rubus - plantengeslacht der Rosaceeën, met ruim 200 soorten over de geheele aarde verbreid. Het zijn heesters met stekelige takken, hand- of veervormig samengestelde, zelden enkelvoudige bladeren en witte of roodachtige bloemen in bijschermen. De vele vruchtbeginsels in iedere bloem ontwikkelen zich tot sappige steenvruchtjes, die in een groep bij elkaar zitten en een verzamelvrucht vormen. Indien de vruchtjes rood of lichtgeel zijn en niet vast op elkaar zitten, heeft men met frambozen en verwanten te doen ; zijn ze zwart of zwartrood en hangen ze met elkaar en met den bloembodem samen, dan heeft men een Braam.
Tot de eerste groep behoort R. idaeus, de Framboos, die bij ons ook in het wild voorkomt. Daarbij sluiten zich aan R. phoenicolasius, uit Japan, een sierheester met purperkleurig behaarde twijgen en lichttot donkerroode vruchten. R. spectabilis uit N.-Amerika wordt ook als sierheester gekweekt, klimt niet en heeft groote, goudgele vruchten. R. odoratus uit Canada heeft rozenroode, zeer groote, welriekende bloemen. Tot de andere groep behoort de Braam, een verzamelnaam voor een groot aantal, slecht uit elkaar te herkennen R.soorten, waarvan R. caesius bij ons de meest algemeene is. Ook R. villicaulis komt bij ons vrij veel voor. Een veel gegeten braam in de subarctische streken is afkomstig van R. chamaemorus en R. arcticus. Een vrij groot aantal soorten worden als sierheester gekweekt en wel R. ulmifolius uit Europa, waarvan de var. bellidiflorus met rosé, gevulde bloemen vooral bekend is ; R. laciniatus met sterk ingesneden bladeren en bloembladeren (vaderland onbekend) en R. Henryi uit China met purperen bloemen.