Rotangpalmen - zijn palmen, die in O.-Indië voorkomen en die zich onderscheiden door hun slappe, buigzame stammen, waardoor zij in staat zijn te klimmen. Zij zijn in het bezit van weerhaken, hetzij aan hun bladen of aan hun stengels of bloeiwijzen; met die weerhaken blijven zij tusschen andere planten haken en kunnen zoo de toppen van de boomen bereiken. Meestal wordt het gewicht van het onderste deel van den palm tenslotte zóó groot, dat de heele massa naar beneden zakt en de stengels dan in bochten op den grond komen te liggen. Ten gevolge van de weerhaken is het binnendringen van rottanbosschen gevaarlijk, wanneer men niet goed uitkijkt.
Tegenover de geslachten Calamus, Daemonorops, enz., die in tropisch Azië worden aangetroffen, vindt men in tropisch Amerika het geslacht van klimpalmen Desmoncus, dat echter geen technische bruikbare rotting levert. — De gesneden rottingstengels worden van de doornen, welke er aan zitten, bevrijd en in water geweekt. Daarna worden zij geschuurd en gebleekt. De voornaamste r.-produceerende streken zijn in Ned. O.-Indië en Malakka gelegen, vooral Sumatra en Oost-Borneo; de voornaamste handelsplaats voor dit artikel is Singapore. R. zelf wordt gebezigd voor allerlei licht mand- en vlechtwerk. De schil alleen is een zeer sterke stoelbekleeding. Na het schillen blijft het pitriet achter.